Marc Belderbos is franstalig.
Dit blad is een vertaling van de oorspronkelijk biografie in Frans.
De taal van Marc Belderbos in het frans is precies.
De vertaling is dus moeilijk….
Degene die frans kunnen lezen, nemen dus beter kennis van deze biografie in het Frans hier.
Marc Belderbos
ziet architectuur, in 1972,
om zijn leven in beslag te nemen,
door haar stille autoriteit.
Hij maakte kennis met de discipline in Louvain la Neuve (UCL) in België.
Een enkele docent, Yves Lepère, gaf er les
in de zekerheid dat
architectuur de dubbel-zinnige (equi-voque) kennis is
van de eerste houding in het Reële van de materie
en
van de eerste houding in de Reële of de antroop-subject.
Lepère bezit ook een zeker didactisch genie,
dat is het lokaliseren en aangeven
van de indices van de handelingen van deze kennis
in het werk van de studenten.
Lepère is, voor al wat theorie is, stil.
Hij roept (évoque) gedachten op
en roept daarmee (convoque) het denken op.
(Zie binnenkort hier een korte hommage getiteld
'La Non-Pensée d'Yves Lepère').
Lepère werkte lange tijd samen met Louis Kahn,
wiens houding hij als correct beschouwde:
Kahn beschouwde architectuur als het geheugen van alle tijden
en dus voorafgaande aan de tijd
in de inaugurele stilte
van de wet die de overgang van het Reële naar de Realiteit regelt,
dat wil zeggen:
- de stille overgang van het Reële onmogelijke naar de mogelijke Realiteit,
waarmee de eerste operatie van "onderscheid" wordt ingeluid,
waarbij
de onderscheidende taal (langage) vóór de geuite taal (langue)
wordt vastgesteld
- of, met andere woorden,
het rijpen of het vervasten van materie in een betekenisvolle vorm
en
de stille overgang van de ene betekenaar naar de andere
(Materie of phusis in het Grieks wilt zeggen ‘wat mogelijk maakt’)
- of, met andere woorden,
de stille overgang van de ene materie naar de andere,
- of, met andere woorden,
de stille overgang van het ene mogelijke naar het andere mogelijke.
Lepère heeft dus, door deze intrige van de stille wet,
Marc Belderbos' architecturaal denken geïnaugureerd.
*
Maar bij de inauguratie van de gedachte, is er nog niets gevormd,
maar alleen is er de stille overtuiging dat, van de architectuur,
het de tekening is van zijn materie en zijn wet die telt
als de inaugurele gebeurtenis.
En dat woorden ook tellen!
Ze vertellen niet, ze tellen.
Ze snijden.
En hun loopgraven tekenen en geven ritme
aan de opening van het betekende.
De kleine bundel "Uiting van angst en onschuld",
(‘Énonciation d’angoisse et d’innocence’)
- een proefschrift aan het einde van zijn eerste studies -,
is een teken van deze positie. (Lees binnenkort hier)
Woorden, zoals architectuur, zijn ‘getal’,
als hetgeen dat wordt gegeven door een orde en een deel van dat orde
aan zijn inauguratie.
Woorden hebben dus, noodzakelijkerwijs,
een inauguraal deel van een mogelijk in het onmogelijke.
Woorden vormen, voor een deel, inaugurele gebeurtenissen.
Zonder dat hij het weet,
stelt Marc Belderbos
de inauguratie van het leven in vraag.
De inauguratie van het antropisch leven... niet van het dierlijk leven...
En op een gedempte manier brengt hij
tekening, woord en architectuur samen.
En hij voegt ze samen met de woorden:
poëzie of inaugurele gebeurtenis, en wiskundige precisie.
Men voelt al duidelijk dat
de Rede van de architectuur
zich houdt van het gedicht en de wiskunde.
*
Nog steeds niets denkend,
ging Marc Belderbos naar Parijs in 1978 en 79
waar hij niets leerde, bij Bernard Kohn,
maar waar hij de grote stad en haar verschijnselen zag.
In 1980, ging hij naar Rome.
Daar studeerde hij architectuurrestauratie aan de universiteit.
Niet om een restaurateur te worden
maar voor de rijkdom van de constructiemethoden
en voor de kennis van de meesters van de oudheid.
Op hetzelfde moment,
vertrouwde hem een bevriende professor, Ignace Vandevivere,
de Bauthier collectie toe
van tekeningen van Rome door noordelijke meesters.
Marc Belderbos bezoekt, bestudeert en leert Rome eindelijk kennen,
de didactische stad van alle Europese architectuur:
- Grieks,
- Romeins,
- de verschillende mislukte ‘Renaissances’ van de Middeleeuwen,
- al die middeleeuwse tijd
van verlies van de menselijke natuurlijke empirische materie
- van de Romeinen
- en van de constructie van het ‘antropische’,
centraal aan zichzelf en af-standelijk tegenover het Reële
van de humanistische Renaissance,
- het maniërisme, met name van Perruzi, die hij meet met zijn vriend Mark Wilson Jones,
- de barok van de vermenigvuldiging van centra
en de fictie van het oneindige,
- het zwart van Piranesi, de bedrieglijke genade van het licht,
- de Romantiek en de rationalistische reactie,
- de moderne beweging,
- het postmoderne moment.
Hij bracht maanden door in het Max Planck Instituut
in de Bibliotheca Hertziana
met Frommel, Winner, Nicole Crifo-Dacos ……
en hij ontdekt eindelijk de auteur van een groot deel van de tekeningen,
Eugène Ciceri, scenograaf bij de Garnier opera.
Een kleine ontdekking,
maar een prachtige tijd voor hem,
om de evolutie van de kennis van de ruimte in het verleden
te ordenen in zijn gedachten.
Marc Belderbos werkte daarna nog
een half jaar samen met Paolo Portoghesi,
wiens geschreven werk, breedte van cultuur
en mentale en verbale soliditeit,
hem fascineerde
maar waarvan de architectuur hem afstootte.
Maar in Rome ontmoette hij ook de
‘Gruppo Romano d'Architetti e d'Urbanisti’, GRAU.
Voornamelijk Alessandro Anselmi en Franco Pierluisi
maar ook Pierluigi Eroli, Gabriella Colluci, Enzo Rosato
en Francesco Cellini.
Het was de Biënnale van Venetië,
de Strada Novissima van Portoghesi
met de memorabele GRAU façade ontworpen door Anselmi,
het graf van modernisme en post-modernisme,
die men kruiste om
de vreugde van de gebeurtenis in de geschiedenis binnen te vinden
Het was 'Controspazio',
de bloemenmarkt van San Remo,
de begraafplaats van Parabita,
de projecten van Santa Severina in Calabria.
Maar het is Anselmi's project voor de ‘Halles de Paris’
dat markeert in het verstand
dat het de grip in materie van de architectuur en haar dis-positie is
die de fundamenten zijn van de kennis
van de houding in het Reële en in de wereld
van het antroop subject,
die eigenlijk het stichten van zijn waardigheid is.
Het is hier,
op deze plaats
van bewerking van het bedenken
van een architectuur,
gehecht aan het weefsel
van een precieze architectuurgeschiedenis,
en door het open ontvangst
van de evenementiële worp van het ont-werp
dat Marc Belderbos geboren is in 1981.
Anselmi fascineerde hem;
Anselmi bood hem een draad van de geschiedenis.
Anselmi leerde hem alles:
de materie,
de materie van de tekening,
de materie van de woorden,
de materie van het sub-ject - onder-werp,
de materie van een maatschappij,
de materie van een wereld,
de kwestie van de architectuur,
architectuur als een dis-positie van materie.
Hij leeft in het idee van een communisme van materie
of een communisme van mogelijkheden
snijdend door het onmogelijke waar de ontworpen houding,
-dat wat onderwerp maakt-,
de kracht heeft om nieuwe waarheden te vinden
in een immanentie zonder god.
Anselmi, -de waardige man-,
heeft een houding die eigen is aan hen
van wie de articulatie van het woord
in stand al is
voordat ze spreken.
Anselmi heeft gewerkt om alles te weten wat er is,
en heeft de opbouw van deze kennis gecultiveerd
om te zien en gezien krijgen een 'weten zien’
specifiek voor die - zeldzamen! -
die architectuur beschouwen als
een sector van kennis van de primaire houding van het sub-ject onderwerp en van de maatschappij,
en dit ondanks het Reële, ondanks het onmogelijke.
Hij is een van die, -zeer zeldzamen-,
die van mening zijn dat
dat deze primaire houding een eindeloze geschiedenis heeft
waarvan de uitkomst niet in de terreur is
van de huidige markt wezenloosheid.
Voor Anselmi, is de geschiedenis nooit ten einde.
De geschiedenis is altijd on-eindid, onvoltooid of onvoldoende
En, bovendien,
als er inderdaad een draad van de geschiedenis is,
en als we inderdaad de som van de geschiedenis zijn,
is het even duidelijk dat
de geschiedenis niet de geschiedenis maakt die komt.
Voor Anselmi,
is de geschiedenis die komt gemaakt van gebeurtenissen,
soms, maar zelden, blijkbaar nodig.
Gebeurtenissen die moeten kunnen gebeuren
door aandacht, in een goede open positie, aan de on-aanwezige.
Anselmi vangt en verscherpt
het wonder en de verschrikking van deze tijd
van opening voor de on-aanwezige,
in zijn werk over "niet Renaissancistische centraliteit”
waar het centrum niet langer te vinden is
in het fysieke lichaam van het architecturale ding,
- hoewel het gearchitectureed is -
of, - in meer snijdende woorden-,
waar het centrum niet meer te vinden is!
Marc Belderbos voelt een echte pertinentie in Anselmi,
ver voorbij de miserabele adequaatheid
aan de huidige tijd
van de vertegenwoordigers van de Realiteit
of naar de verleden tijd
van de vertegenwoordigers van de dood.
Wat Anselmi be-vestigt
is dat de antroop,
om te kunnen leven,…
het is niet in de compositie met de Realiteit
dat hij erin zal slagen zijn waardigheid te vestigen
maar door zich te begeven aan het Reële waarmee hij moet omgaan,
niet in de illusie van een Realiteit die al beslist is,
maar in de houding van een verlangen in wat nog niet getoond, noch gezegd is:
het Reële.
De 'niet-renaissancistische centraliteit',
is de betekenaar van deze architectuur van heterotopia.
(Wij gebruiken vaak het woord "antroop",
op de intelligente suggestie van Jean Stillemans,
om verwarring te voorkomen, zelfs gedeeltelijke verwarring,
met de gevaarlijke vaagheid van 'humanisme' vervat in 'humaan', 'humane wezen'...
Als we toch het woord "humaan" gebruiken
het is in deze betekenis van antroop die in antropologie besloten ligt
Andere belangrijke onderscheiding : Reële – Realiteit .
Het Reële is wat aanwezig is zonder concept, zonder woord, zonder begrip.
De realiteit is, van het Reële, wat al begrepen is of verwoord is of gesymboliseerd is).
De antroop, in deze gedachte, heeft een hoofdzakelijke waardigheid:
om aan een stap van het Reële te kunnen staan
waar zijn verlangen zich kan uitbreiden in een ver-lengen naar de andere.
De aangehouden afstand,
van zichzelf naar zich,
of van het onvoltooide zelf naar de nog onaanwezige ander
die eindeloos opgewekt moet worden door het verlangen,
is de essentie van de plaats
die dan ontworpen moet worden.
Hier is eindelijk een Reden voor architectuur,
voldoende om de woorden van Cantor, Freud, Gödel, Lacan....
samen te brengen,
en de architectuur
van het Mies paviljoen,
van Corbusier in zijn laatste rijpheid (Ahmedabad, Chandigahr.... )
en Kahn!
Einde van de afgesloten ruimte!
Einde van de colonne!
Einde van het volume!
Al Anselmi's architectuur is
van lijnen,
van vlaktes
en oppervlakken.
Het einde van de afgesloten humaan verzameld rond zichzelf!
Het einde van de humanistische kolom, centraal aan zichzelf,
als een punt, frontaal aan alles!
Het einde van het humanistische volume
met oppositie tussen eigen binnen en vreemde buiten !
En - eindelijk! -een mens blootgesteld
tot een suite, een opeenvolging,
en een traject van "lijnen" in de Reële!
Eindelijk, een mens blootgesteld door de "vlakte"
om de leegte te raken van de gebeurtenis in het gesneden Reële!
Eindelijk, een mens van 'oppervlakken’
Die zich buigt en vouwt in de logica
van de concepten van de gebeurtenissen in de Reële.
Eindelijk een mens in leven en in actie!
Eindelijk, een mens die zich overgeeft aan het 'Reële' van de plaats!
Marc Belderbos zal definitief gelinkt worden
aan deze gedachte van architectuur voor het leven in actie,
zoals hij voelde in Anselmi,
en waar hij sindsdien aan heeft gewerkt zonder er ooit overheen te komen.
Helaas keerde hij in 1983 naar België terug.
De spanning van het vlakke land is een miserabele motregen
tegenover de geschiedenis en de intellectuele, sociale en politieke ruimte van Italië.
Als jonge man, had hij daar de "jaren van lood" (‘anni di piombo’) meegemaakt
in een zekere fascinatie
voor deze nabijheid tot een revolutie
die een ‘volk van gedachten’ en ‘daden van gedachten’ wilde
in plaats van een stil volk dat onderworpen is aan de onrechtvaardige wet van de duistere sclerose van het "Imperium",
snel wankelend in de vernederende cultus van 'identiteit',
zelf snel wegzinkend in de vernietiging van het andere.
Hij had Enrico Berlinguer daar gezien,
in zijn dove en krachtige inzet in de duisternis van de politiek,
proberen vast te houden, voor de mensen,
het communisme door de grondstof van zijn idee.
Hij had daar geleefd in de fascinatie van Pasolini,
een andere man met waardigheid en oprechte neiging
om de houding en de waardigheid van de anoniemen,
en de grondstof van de cultuur die de gewone mensen genereert
te verdedigen.
Gewone mensen die op hun beurt de gemeenschappelijke ruimte genereren
door de sporen van hun gebaren die teruggaan tot de oudheid.
Pasolini, die net was vermoord...
door het boord van degene van de obscure sclerose en van de "identiteit",
die al aan het samenzweren waren
en de slachtpartijen van Bologna, Brescia, Milaan ....
aan het voorbereiden waren.
Marc Belderbos had gevoeld
in de kracht van deze figuren en in hun taal
dat Italië
de actieve grond van de dis-positie van de materie
die door de tijd gaat,
moest bevatten.
Een soort stille cultus van de materiële bedachte arkhè-.
Italië bevattende op materieële wijze
de hele draad van de geschiedenis
van de gedachte zoals van de architectuur,
van Parmenides tot de dag van vandaag...
Italië dan...
als een plaats...
van de plaatsen van de oer-geschiedenis van de architectuur
en als de link
in houding, spraak en design,
naar de ‘grond’ materie
teruggaande naar dat wat oud, zo niet archaïsch voor ons is.
*
Maar Marc Belderbos is in België,
een land zonder geschiedenis en zonder autoriteit,
zonder enig geluk in de intellektie van de architectuur.
Hij is alleen.
Hij is nog jong en zonder een uit te spreken argument
in deze ellende
waar het hem lijkt dat
te veel figuren-architecten en figuren-theoretici
denken dat ze verheven zijn, terwijl ze niets verheffen.
De speelsheid, hartelijkheid en hoffelijkheid
van academische inconsistentie
duwt hem weg op afstand.
Hij weet maar met heel weinig mensen te denken.
Jean Stillemans, die met hem gestudeerd had,
is er al
in een hongerige vriendschap
naar
consistentie
en verankering van de kennis.
Marc Belderbos doceert een beetje aan de universiteit
maar alleen onder pretentieuze mensen
die hem deze minachting, toch zonder misvatting, teruggeven.
Pierre Marchal,
filosoof, assistent van Jean Ladrière,
gefascineerd en gevormd door de stilte,
verschijnt dan door zijn genereuze luisterkracht
en de juiste vragen die hij stelt over architectuur.
Alle rondom deze:
Hoe komt het dat het zich houdt?
Een vraag die geen andere vraag voorafgaat.
Een vraag die vanaf het begin aangeeft
dat architectuur een kwestie is van "houden" en “houding”
en niet van vorm in figuur.
En dus van de dis-positie van materialen
in plaats van de samenstelling van figuren.
Pierre Marchal
denkt, wisselt uit en werkt alleen in hypotheses.
Hij neemt de "hypothese" als vruchtbaarheid
voor de formuleringen van de benadering van de kennis
en de werking ervan.
Hij opent de gedachte.
Hij sluit het niet.
De "thesissen" zijn, voor hem,
van de orde van de andere, voorbije wereld.
Thesissen zijn de insluiting van idealismen.
Geen omheiningen meer!
Geen idealismen meer!
Geen miserabele idealistische transcendenties meer voor Pierre Marchal.
Het open Reële van de hypothese, -bevragende affirmatie-,
is de enige vruchtbaarheid
en de enige garantie
voor de immanentie van waarheden.
Pierre Marchal is er dus, een echte pro-motor,
wanneer Marc Belderbos een doctoraat begint te schrijven dat geen ‘thesis’ is.
Dit doctoraat...
Yves Lepère kijkt toe. En hij leest. Maar grijpt niet in.
René Lavendhomme,
de wiskundige die al dacht aan "Lieux du sujet",
is attent en ondersteunt de theoretische consistentie.
Hij begrijpt dat de tekst bedoeld is om mathematisch te zijn,
vrij van realisme,
dat wil zeggen ‘inaugureel’.
Luc Génicot,
een realistische en dus conformistische historicus,
is helaas met een dunne huid.
Hij ziet niet en begrijpt niet
dat deze tekst niet over architectuur gaat,
maar over de operatie van het "architectureren".
Marc Belderbos verliet toen de universiteit....
die hem niet tegenhield,
... uit angst.
Het is waar dat toen
geen enkele "meester" van het onderwijs
aan de UCLouvain school van architectuur
een doctoraat heeft,
noch iets belangrijks geschreven over architectuur.
Marc Belderbos schrijft zijn doctoraat buiten de universiteit.
Maar Pierre Marchal is daar,
en onderhoudt,
woord voor woord,
een dialectisch gesprek,
met wederzijdse groei,
met Marc Belderbos en de tekst die hij aan het schrijven is,
voor duizend dagen.
De tekst is hybride.
Het heeft een onverwachte mathematische en poëtische precisie.
Marc Belderbos laat de tekst zichzelf schrijven.
Hij is nogal "waakzaam" om het van zijn "auteur" te ontdoen,
d.w.z. van alles wat niet inaugureel is.
De tekst heet tenslotte
"De reden van de voortekenen" (La Raison de l’augure)
en bestaat uit drie delen:
1- Résonance de la Raison, ou le dépouillement du commencement.
2- Stances à distance, ou la mise en place du commencement.
3- Le déroulement du commencement. (Histoire de l’’architecturer’ européen).
De tekst werd in 1990 ingediend.
Dezelfde academici die bang waren... zijn nog steeds bang
en weten niet wat te zeggen of te doen.
Ze begrijpen het niet,
en nooit zullen ze begrijpen.
Marc Belderbos zelf
weet niet
of zijn tekst
een stap verder is voor de kennis
of een vooruitgang voor het denken.
Hij biedt geen verdediging.
Twee jaar gaan voorbij in ellende en angst.
Pierre Marchal en Yves Lepère presenteerden tenslotte de tekst
aan Jean Ladrière die de autoriteit is boven alles.
Ladrière is niet bang.
Hij spreekt het woord 'genie' uit
en schrijft welk gezag moet worden toegekend aan "La raison de l'augure"
(lees binnenkort hier).
Hij is voorzitter van de jury en het doctoraat wordt eind 1992 erkend.
('La raison de l'augure' is onlangs herwerkt en zal binnenkort worden gepubliceerd door 'Architecturer.net')
Maar buiten het academische kader, Alain Badiou,
wiens mooiste boek -'Le Nombre et les Nombres'-
Marc Belderbos gelezen had, ,
met ook 'L'Être et l'événement',
leest ook het doctoraat
en schrijft:
‘....jouw boek gaf me het gevoel dat het
de eerste was die in de gedachten het genie van de architectuur vastlegde'. (lees hier)
De woorden van Ladrière en Badiou zijn zo duizelingwekkend
dat Marc Belderbos hen niet gelooft.
Hij kan ze ook niet geloven.
Want hij beschouwt dit doctoraat zoals de eerste stap van een kind dat pas is opgestaan.
Maar niets meer.
Machtig, maar onwetend en zonder gezag.
Marc Belderbos zal zichzelf nooit erkennen als een autoriteit.
Hij zal gewoon zijn leven doorbrengen met koortsachtige stappen,
in een zoektocht naar con-sistentie buiten alle ex-sistentie.
Maar hier, met dit doctoraat,
zal een eerste fase van zijn leven worden afgesloten.
*
Marc Belderbos' leven als architect is,
in een tweede fase,
een "lange" aandrang waarvan hij nooit zal weten
of ze constant, trouw, volhardend of koppig is.
Het lijkt op een serie pogingen,
om te tekenen,
om te zeggen,
om beter te zeggen
en om goed te tekenen
van de ‘oer’ houding van de materie
voor architectuur.
‘Oer’ houding van de materie
die hij ook gelooft, zonder dat hij het weet,
noodzakelijk
omdat
ze
de primale houding
van het antrope-subject
om een bekwaam subject te worden
geeft.
Primale houding
met geweld ingesteld
tussen het Reële zonder houding
om
in eerste plaats,
door deze inaugurele notie van houding,
het vermogen te onder-houden,
om
een realiteit,
- buiten het Reële, buiten de natuur -,
tot ‘stand’ brengen
dat wil zeggen,
om het symbolische
tot ‘stand’ brengen.
En Marc Belderbos is alleen met deze gedachte....
Al de anderen denken aan architectuur
op zichzelf,
extern aan een "humane wezen”
capabel
op zichzelf en a priori in staat om te oordelen
op zichzelf en a priori in staat om het mooie te onderscheiden.
Al de anderen denken niet aan architectuur
als nodig voor het antroop-subject.
*
Deze tweede fase zal
in de indruk blijven van
twee grote denkers in zijn ogen:
Alessandro Anselmi en Alain Badiou.
Alain Badiou, wiens werk hij sinds de jaren 1980 volgt
en aan wiens seminaries hij sinds 1995 deelneemt.
Alessandro Anselmi, waar hij al sinds 1980 mee omgaat.
De receptie van hun denken door Marc Belderbos
en hun her-uitspraak voor de doeleinden van zijn onderneming,
vormen zijn biografie in gedachten.
Hier is het....
*
Alain Badiou en Alessandro Anselmi kennen elkaar niet.
Maar in de ogen van Marc Belderbos,
wat Anselmi en Badiou verenigt
is het idee van communisme.
Niet het gebrekkige communisme
van de staatsregimes of de partijen
van het verleden
maar het idee van communisme.
Het is een idee van leven
die het oproept en het provoceert,
maar bereikt het niet en doodt het niet.
Dit idee is het idee
van een antroop-subject dat zijn leven vindt, of zijn onderwerp
alleen in een soort van
meervoudig kruising met het leven van de anderen
tot het punt dat
zijn wezen
deze meervoudige kruising van de anderen
'is’.
Het is dus de bedoeling
van een subject dat niet a priori op zichzelf bestaat.
Zijn bestaan,
dat wil zeggen, het “een capabel Subject" worden,
is gemaakt van deze meervoudige kruising van anderen.
Meervoudige kruising van anderen
die niet alleen andere antropes-subjecten zijn.... :
Materiële of virtuele, of gedachten plaatsen
kunnen dat ook zijn.
Ze kunnen mentale plaatsen worden
en gebeurtenissen laten plaatsvinden
waarvan de eerste, -noodzakelijk-, architectuur is,
wiens bestaan het mogelijk toelaat dat de subject-antroop
zichzelf onderscheidt van de Reële.
Door dit kruispunt van de anderen,
wordt hem de omsluiting van identiteit op zichzelf vreemd.
Vreemd aan dit leven en dit idee.
Dit leven is nooit identiek aan zichzelf;
juist vanwege dit idee.
En dit omdat dit antroop-'subject' a priori zonder onderwerp of object is.
Hij moet eerst "zichzelf vinden”
vanuit deze verwelkomde meervoudige kruising die hem articuleert,
... zoals een werkwoord zou doen.
Dat is het idee van dit subject.
Dit idee is zoals een werkwoord.
Dit idee is zoals het werkwoord
waarop de architectuur van de zin is gebaseerd.
Het idee, in deze zin,
vindt of bouwt zijn onderwerp en later zijn object.
En dit idee,
zoals dit leven,
wordt ondersteund door
de kruising van de ander en van anderen.
Door hun meervoudige kruising.
Door dit alles, Henri Laborit's formule
‘Het subject bestaat niet (a priori), het is de kruising van anderen’
is voor Marc Belderbos een groot en doorhoudend thema van denken.
Het subject zelf bestaat niet a priori.
Het staat niet centraal in zichzelf.
Als hij gelooft dat zijn wijze van zijn
het bestaan is van zichzelf door zichzelf,
als hij gelooft dat hij
zoals een omheining of als een kolom is
pretentieus afgewerkt,
dan vergist hij zich.
Dan houdt hij zichzelf voor de gek
in een voorgewende voldoening van afzonderlijke identiteit,
maar natuurlijk op een miserabele wijze ontoereikend,
en dus in de noodzaak van de schepping van een God
en
in het zien van de ander
als een gevaar buiten hem.
Dit leidt van angst tot oorlog.
Integendeel,
als,
om te zijn,
de weg van het subject,
niet centraal op zichzelf,
het ‘kruising van de anderen’ is
die niet dus het wezen op zichzelf verzamelt,
dan verschijnt
de consistentie van het gemeenschappellijk,
(‘le commun’ in het Frans)
dat wil zeggen, van een volledige communisme.
En deze consistentie blijkt
de enige te zijn die aangepakt moet worden!
Het probleem is aan de kant van dezelfde
zegt Badiou in zijn Ethica.
Dit is waar als het over zichzelf gaat.
Het idee van het communisme zegt:
Wees jezelf niet!
Wees niet identiek aan jezelf!
Wees niet in de greep van het individualisme.
Ga weg van jezelf
en in de afstand,
plaats het verblijf van de kruising van de anderen.
Daar zul je een wezen van verlangen vinden... ongeïdentificeerd.
(dé-sidéré in het Frans).
We zien hier
een zeer primitieve oproep van het leven
in een vitaliteit
van de 'lokale delokalisatie' van het zelf,
van blootstelling aan de ander,
en het doorsteken van de andere.
Alleen de niet-dierlijke antroop,
- het subject antroop -,
kan dit doen
-een 'lokale delokalisatie’-
buiten het Reële, buiten de Natuur,
en in zijn eigen heterotopia leven,
onvoltooid, oneindig,
en dus immanent
en zonder God.
En dit alles,
-men voelt het-,
is een uiterst primitief idee,
is een extreem primale idee.
Is een idee van primale autoriteit.
Is een arkhe-.
De arkhe- van de arkhe-tekton
De arkhe- van de architectuur.
De 'lokale delokalisatie’
duidt waarschijnlijk op dezelfde gedachte als
de "niet-renaissancistische centraliteit",
van Anselmi's architectuur
of
de niet-humanistische
van Alain Badiou's gedachte
Het geeft de doorgang aan
van het ‘object’ dat in zichzelf besloten ligt
naar het ‘ding’ in zijn houding,
verstoken van particularismen
en verhoogd
aan de waardigheid van het gemeenschappelijke
of aan de waardigheid van een waarheid voor iedereen.
De "lokale delokalisatie”
wijst ongetwijfeld ook op
de niet-centraliteit van het subject aan zichzelf,
de basis van Alain Badiou's hele werk
volgens Marc Belderbos,
die het subject en zijn gedachte brengt
in een drievoudige actieve of "verbale" non-oppositie:
Non-oppositie tussen binnen en buiten.
Non-oppositie tussen eindig en oneindig.
Non-oppositie tussen gezicht en diepte.
Met andere woorden,
een drievoudige opening
actief of structurerend
als een werkwoord:
Structurerende opening tussen binnen en buiten.
Structurerende opening tussen eindig en oneindig.
Structurerende opening tus sen gezicht en diepte.
Wel, volgens Marc Belderbos,
dit was Anselmi's architecturale werk,
dit was Badiou's denkwerk.
Deze waren
de steunbasis
en de achtergrond, de bron voor de heropleving
van het denken en werken van Marc Belderbos.
En dit bezette het leven van deze gedachte.
*
Dit alles nam tijd in beslag....
We zullen dit zien in de opeenvolging van
van de verschillende geschriften en architectonische projecten
van Marc Belderbos op deze site.
Alles in een lange aandrang
op wat hierboven is aangegeven.
In de geschriften,
zal men het zien bij het lezen van deze gedachten
in permanente rijping van hetzelfde thema.
In de projecten,
zal het te zien zijn in de kleine inaugurele ideogrammen
die een synthese maken van een project.
Geen van hen wijst op een gesloten plaats.
Geen van hen geeft een "beeld" aan.
Geen van hen wijst op een figuur die naar een 'iets' is genoemd.
Elk ideogram geeft aan
een archetypische structuur of "houding"
dat altijd open is.
Altijd in het structureren van de opening...
Elk ideogram drukt uit
een idee in een onvoltooide opening
en niet een eindig concept.
En we kunnen nooit
een naam geven aan dit idee.
Want het is geen concept.
Dit idee is een houding of een werkwoord,
in essentie open en onafgemaakt en on-eindig.
Vanwege dit..,
Omdat we een werkwoord of een houding zien,
voelt men dat het uit het Reële is dat zonder een aangegeven houding is.
Omdat men geen enkel concept ziet
waaraan men een naam zou kunnen geven,
voelt men dat men buiten het Symbolische is, waar alles een naam heeft.
Omdat men geen herkenbare figuur ziet,
voelt men dat men zich buiten het Imaginaire bevindt.
Dit betekent niet dat de architectuur van deze projecten
buiten de configuratie is van
Reël - Imaginaire - Symbolisch
die alle drie op een afstand van elkaar staan.
Het Reële, het Imaginaire, het Symbolische
liggen niet op een hoop.
Er zijn op zijn minst drie "tussenwegen":
- Tussen het Reële en het Imaginaire,
is er een actieve overgang van de ene staat naar de andere.
We kunnen deze energie... de geest noemen.
- Tussen het Imaginaire en het Symbolische
is er een actieve overgang van de ene staat naar de andere.
We zouden deze energie... de nominatie kunnen noemen.
- Tussen het Reële en het Symbolische
is er een actieve overgang van de ene staat naar de andere.
We kunnen deze energie... het werkwoord noemen.
Het werkwoord
in zijn primitieve autoriteit,
in zijn arkhè- .
In zijn heel noodzakelijke arkhè-
.
Dit,
deze actieve passage,
dit noodzakelijke interval,
het werkwoord,
in zijn primitieve autoriteit,
in zijn arkhè- ,
in de heel concreet nodige arkhè-
is de architectuur
waarmee Marc Belderbos zich bezighield
gedurende zijn hele leven als architect.
Architectuur aan een stap van het Reële,
die de mogelijkheid van het Symbolische ondersteunt.
Badiou zei dit op een ongekende sterke manier:
Architectuur is het gewelddadige interval tussen het Reële en het Symbolische.
Dit was de definitie van
wat architectuur zou moeten zijn
dat hij voorstelde
tijdens zijn conferentie
die Marc Belderbos in 2019 zal geven
aan het einde van zijn academisch werk aan de UCLouvain.
(Tekst hier).
Een definitie van ongekende synthetische kracht en eis....
dat Marc Belderbos enkel benaderde met zijn lange maxime:
Architectuur
vestigt
aan een stap van het Reële
een eerste dis-positie van materie
- een dis-positie genaamd 'ruimte' -
voor het eerste wel Zijn
van het antroop-subject
dat hij, -het Reële-, daar heeft.
(qu’il, le Réel, a là)
Het is duidelijk dat
architectuur niet ex-sisteert.
Haar wijze van zijn is niet ex-sisteren.
Het is geen notie.
Het is een operatie.
Het ex-sisteert niet. Het con-sisteert.
Zoals het werkwoord.
Het inaugureert de notie
van houding, van consistentie
vóór elk ding.
En daarom is het
buiten het Reële,
aan een stap van het Reële
of
hetgene dat met geweld
het interval tussen het echte en het symbolische
tot stand brengt.
Deze definitie van Badiou of
deze maxime van Marc Belderbos
neemt dus architectuur als de arkhè-
noodzakelijk voor de mogelijkheid van de houding van het Symbolische.
Dat wil zeggen, ten einde,
arkhè- noodzakelijk voor het antropisch leven
in zijn onderscheid van dierlijk leven
waaraan het Symbolische volledig vreemd aan is.
Arkhè- concreet noodzakelijk dus,
gelijkwaardig aan een ethiek
als een concrete primaire autoriteit
waardoor de antroop
een niet-dierlijk antropisch leven
beleeft.
Vreemde gelijkwaardigheid tussen
Ethiek en architectuur
beide
"concrete primaire autoriteiten
waardoor de antroop leeft'…..
...door hem een ‘wel Zijn’ toe te staan.
‘Wel Zijn’ dat precies....
' leven volgens een ethiek'
is.
Marc Belderbos zal dit in detail uitwerken in zijn lange boek,
‘La Raison de l’augure’
gepubliceerd eind 2022.
*
Deze standvastigheid
- zijn vader, die zeer prominent was, heette Constant -
in zijn werk en onderzoek
werd opgemerkt.
In 1995
Lode Janssens
herkende in zijn architectuur een noodzakelijke consistentie
voor zijn St Lucas school in Gent.
Hij riep hem om les te geven en hield hem in zijn positie.
Deze school werd de faculteit architectuur van de KULeuven.
Jean Stillemans,
die verantwoordelijk werd voor het architectuuronderwijs aan de KULeuven,
deed hetzelfde.
Marc Belderbos zal tot 2019 aan beide universiteiten les blijven geven.
Naast het hierboven beschreven essentiële onderzoek
zal hij deelnemen aan een dertigtal internationale colloquia
over de hele wereld.
Buiten België
zal hij zich vooral bezighouden met de vraag
naar de relatie tussen architectuur en ecologie.
Zijn werk daar was in wezen een antwoord te geven op de vraag:
Bestaat er een ecologische architectonische ruimte?
In België heeft hij deelgenomen aan verschillende colloquia
georganiseerd door het LAA onder leiding van Jean Stillemans.
De teksten van deze deelnemingen zijn te vinden op deze site,
naarmate die zich ontwikkelt.
Hij was ook ‘editor’ van een colloquium aan de KUL:
"Het ondenkbare doctoraat",
waarin de kwestie van een doctoraat
in de architectuur of het architectuuronderzoek t
er discussie werd gesteld.
Een ander moment van erkenning
voor het werk van Marc Belderbos
deed zich voor in 1995.
Geert Bekaert, een zeldzaam criticus,
publiceerde 'Hedendaagse architectuur in België'.
Een werk van Marc Belderbos staat op de cover....
En de tekst van Bekaert
over het werk van Marc Belderbos
is heel consequent.
*
Er is nog een laatste punt...
dat het leven van Marc Belderbos als architect
zal opschorten.
Marc Belderbos bezocht Japan een tiental keer.
Hij was onder de indruk van de traditionele architectuur
en die van Sejima, Sanaa, Ryue Nishisawa, en Junio Ishigami. …
In de architectuur van deze drie tijdgenoten
bespeurde hij een voortzetting van de Japanse traditie.
Hij analyseerde ze uitvoerig in zijn boek ‘La Raison de l’augure’.
Maar hij zal gegrepen zijn door
dat wat zij verdedigden, in architectuur,
zonder het te weten:
Niet-oppositie tussen binnen en buiten.
Niet-oppositie tussen eindig en oneindig.
Niet-oppositie tussen gezicht en diepte.
Dat wil zeggen, een drievoudige actieve of structurerende opening als een werkwoord:
Structurerende opening tussen binnen en buiten.
Structurerende opening tussen eindig en oneindig.
Structurerende opening tussen gezicht en diepte".
d.w.z. de voorwaarden van de hedendaagse gedachte en architectuur...
Dit alles impliceerde,
zoals deze architecten deden,
om de massa van de materie te verwijderen
zodat
deze drievoudige non-oppositie
of
deze drievoudige structurerende opening
mogelijk zou worden.
De Louvre Lens is hier een paradigma van.
....
Marc Belderbos was getroffen
door het feit dat hij dit niet eerder had kunnen zeggen
in zijn architectonisch werk
of in zijn woorden.
Al zijn architectonisch werk heeft nooit de massa van het materiaal afgezworen...
Integendeel, dramatisch…..
Hij was zo gegrepen door dit besef
dat hij zijn werk als architect opschortte...
Geboren als architect in 1980,
Marc Belderbos eindigde dan zijn leven als architect...