1995 Oudenburg
Drie denk elementen
voor dit project van enkele woningen
voor een kleine wedstrijd in Oudenburg:
Het onder-liggende, het on-eindige, schuinheid.
*
De onder-liggende.
De schetsen laten goed zien dat
de tekening van het project lijkt ingeschreven te zijn onder
de inconsistente stedenbouw zonder architectuur
van kleine paviljoens,
een soort kuddeachtige particularismen onder de bevelen van de markt...
die het Vlaamse platteland vullen.
Dit project lijkt dus onder-liggend.
Het is van een andere tijd.
Een andere onder-liggende tijd.
Niet een oudere tijd.
Het is duidelijk geen reactionair project.
Niet een toekomstige tijd.
Het is geen profetisch project.
Dit project is
uit een tijd die vreemd is
aan dit urbanisme van kuddeachtige particularismen.
Het is van deze tijd.
Maar huidige tijd bezet
concreet en schaamteloos
door de inconsistentie van deze misérable ‘architecturen’
van particularismen zonder individualisme,
onder de bevelen van de markt,
d.w.z. gereduceerd
tot economische objecten
ingericht met een esthetiek van smaak.
Gereduceerd tot het niet-aanwezig zijn van inconsistentie.
Dit project is van de huidige tijd...
De tijd die niet meer
de tijd van de Mens of het Humanisme is
die zich als voldoende beschouwt.
Maar de tijd is van wat
het denken en de wetenschap
aangeven om
de tijd van het ‘subject’
niet centraal aan zichzelf,
die op zichzelf niet a priori bestaat
maar het resultaat is van een ‘kruising van anderen’.
Oneindige 'kruising van anderen’.
Altijd oneindig.
Altijd onvoldoende.
Subject
waarvan de materie,
deze kruising van anderen,
onvoldoende en labiel is.
En waarvoor dan onmisbaar is
een architectuur voor de houding van deze materie.
Een architectuur van materie.
Een architectuur van dispositie van deze materie
voor het subject.
niet voor hem als ‘voldoende’
maar voor hem als ‘labiel’
maar voor hem als onvoldoende, oneindig, oneindig in wat hij kan ontvangen...
maar voor hem die zicht houdt vanuit de "kruising van anderen".
waaruit dan een authenticiteit kan worden gesteld
wat zijn ‘waardigheid’ is
of ‘dignitas’.
Door een architectuur die hem een arkhe presenteert -
door zijn materie bij elkaar te houden
een architectuur van dispositie van materie
en niet een architectuur van de com-positie van voldoende figuren
zoals het gebied van ellendige particularismen...
van arrogante objectpaviljoens
arrogant beweren dat ze voldoende zijn.
En dit is wat we kunnen zien ....
Een project dat goed samen-houdt.
Een project dat verschillende woningen samen houdt
in een wet van gemeenschappelijke aggregatie van zijn materie.
En niet een architectuur samengesteld als object.
En niet een architectuur samengesteld uit objecten.
Het is een architectuur die geen object heeft
Het stelt een wet van aggregatie van zijn materie voor.
Oneindig en schuin.
*
Oneindig...
Je ziet het meteen in de schetsen...
Deze architectuur zou tot in het oneindige kunnen worden uitgebreid.
Je kunt dit van vele kanten bekijken...
Naar boven en naar rechts
in de schetsen en tekeningen.
En het is een heel klein project... enkele tientallen meters...
en in zijn omvang, zeer klein,
Het bouwt zich op door een kleine vermenigvuldiging
die snel zou kunnen veranderen in een re-petitie
d.w.z. variatie....
maar re-petitie die geen afbreuk doet aan
op ‘dezelfde ruimte voor alle’
noch in zijn omvang, noch in zijn structuur.
*
Schuinheid
En de structuur van deze ruimte is schuin
zowel lokaal als in zijn geheel....
Het is duidelijk,
het project is schuin.
Schuin en niet recht.
Schuinheid betekent precies... "naar de andere gaan".
de onbekende andere... on-eindige andere
en niet
om naar een uitbreiding van zichzelf te gaan
of
of ‘ doen met wat er al is ‘
zoals ‘rechts’ dat doet.
Rechts en de rechte, in zijn toereikendheid,
gaat naar een uitbreiding van zichzelf.
De schuine,
in zijn ontoereikendheid,
in zijn oneindige oneindigheid,
gaat naar de andere.
Andere... noodzakelijk voor zijn houding of zijn materie.
Deze schuinheid,
waar ze ingesteld is,
opent bovendien
een grote inaugurele plaats van het project
die zich uitbreidt naar
een virtuele oneindigheid, dus Reël,
om goed aan te geven
wat het subject het meest nodig heeft:
deze oneindigheid die
de onontbeerlijke opening voor het subject naar de andere...
in tegenstelling tot de gesloten eindigheid van het Humanisme.